
Sinds een jaar mag Murid zich met trots huisarts noemen. Dit is zijn vierjarige dochter niet ontgaan. “Tijdens haar meest recente ‘waarom’ sessie is mijn beroep het onderwerp van gesprek. Er komen de wel bekende clichés over de veelzijdigheid van het vak en het perspectief om in de toekomst eigen baas te zijn ter sprake. Antwoord op de vraag waarom een huisarts nu een huisarts heet, moest ik haar schuldig blijven. En dat vind ik eigenlijk wel gek. Je zou verwachten dat de huisartsenopleiding een stukje geschiedkunde over het vak zou bevatten. Maar dat blijkt niet zo te zijn.
Meestal is mijn vrouw mijn steun en toeverlaat als ik vastloop in de ‘waarom’ sessies bij mijn dochter. Echter heeft zij ook geen antwoord. Ik wend mijzelf tot Google en al snel stuit ik op een NIVEL publicatie uit 1988, genaamd ‘Huisarts en huisartsgeneeskunde, historie en ontwikkelingen’. Al in het eerste hoofdstuk word ik gerustgesteld, want de concrete verklaring voor de benaming ‘huisarts’ kan niet worden herleid. Vroeger waren er heelmeesters en kwakzalvers. Een algemeen arts behandelde de gehele mens. De differentiatie kwam medio 1800 op gang nadat de wet verplicht stelde dat een arts universitair opgeleid moest zijn. De eerste vermeldingen van het vak komen uit eind 1800. In de daaropvolgende eeuwen wordt het beroep gekenmerkt door vele crises.
De Eerste Wereldoorlog stimuleerde de technologische vooruitgang en daarmee ook de ontwikkeling van geneeskunde. Er ontstonden goed geoutilleerde ziekenhuizen alwaar de medische specialisten ongekende behandelmogelijkheden kregen. De huisarts had en bleef een beperkte gereedschapskoffer hebben en het voortbestaan werd bediscussieerd in de NTG (NTvG) artikelen. Ironisch genoeg was de Tweede Wereldoorlog mogelijk de redding van de huisarts. Tijdens de Duitse bezetting werd de verplichte ziekenfondsverzekering (ziekenfondsbesluit 1941) ingevoerd en kreeg de huisarts een vast inkomen. Tevens kreeg de huisarts een sleutelpositie met betrekking tot het verwijzen naar de specialist. Vanaf WOII lijken collega’s de financiële wind mee te hebben, de LHV werd opgericht in 1946 en sinds de oprichting van de NHG in 1965 kwam ook de professionalisering van het vak op gang.
Momenteel lijkt het vak van de huisarts wederom bedreigd te worden. Deze keer niet door twijfel over de taken en functie, maar door een overschot aan verantwoordelijkheden. Persoonlijk heb ik het als waarnemend huisarts goed, maar merk ik wel dat er iets moet gebeuren om het vak ook in de toekomst leuk te houden. Volgens de experts zal de digitale revolutie ons een uitkomst bieden. Zie daar het nieuwe initiatief van de HAP, de digitale huisartsenpost. Het project is in zeer korte tijd opgezet en lijkt een daverend succes met tot nu toe al 1087 digitale consulten. Nog een paar van dit soort geweldige initiatieven en we kunnen weer een zonnige eeuw tegemoet!"